valserik
vals persoon. iemand die vals is; vals persoon; gemenerik. Ook gebruikt als scheldwoord. Voorbeelden: Ik sloeg hem een blauw oog, net goed natuuriijk - maar kon hem niet verhinderen te gaan klikken, de valserik. Hannes Meinkema, Het binnenste ei, 1981 'Het leek alsof het alleen maar de anderen waren die iets deden...