Vallei
(<Fr.), v. (-en), geleidelijk dalende, vrij uitgestrekte inzinking van de bodem tussen hoogvlakten, bergen of heuvels; vlak waardoor vaak een rivier stroomt; dal: een kleine, heerlijk gelegen vallei; de Gelderse vallei; — (bijb.) de vallei van Jericho, beroemd wegens haar palmen en balsem.