Wat is de betekenis van VAKERIG?

2024-04-24
Zuidnederlands Woordenboek

Walter De Clerck (1981)

vakerig

Slaperig; - een enkele keer oneig. in litt. t., van een voorgevoel e.d.: sluimerend. Broeder Dorus ... bekeek met vakerige oogen dien langen dunnen zoon van Broos, CLAES 1933, 160. Zoals zij beloofd hadden reden de volgende ochtend de dragonders de brug over, nog wat vakerig en nonchalant, maar onder een martiaal geschetter van trompetten, BRULEZ...

2024-04-24
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Vakerig

adj. & adv., slûch, jounich.

2024-04-24
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Vakerig

bn. (-er, -st), slaperig: vakerig oog.

2024-04-24
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

vakerig

bn., bw. (slaperig): met vakerige ogen.

2024-04-24
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

vakerig

bn. en bw. (-er, -st) slaperig: -e ogen; kijken.

2024-04-24
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Vakerig

bn. (-er, -st), 1. slaperig; 2. slaperig makend.

2024-04-24
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

VAKERIG

VAKERIG - bn. (-er, -st), slaperig. VAKERIGHEID, v. slaperigheid.