vaartuig
...
Jan Hoogland, Roel Otten | AUP Amsterdam Univerisity Press
Wiktionary (2019)
vaartuig - Zelfstandignaamwoord 1. een vervoermiddel in principe voor vervoer over wateroppervlakten, met uitzondering van luchtvaartuig en ruimtevaartuig (dus ook door de lucht of het luchtledige) ♢ Het zelfgemaakte vlot bleek geen zeewaardig vaartuig te zijn. Woordherkomst samenst...
Muiswerk Educatief (2017)
vaartuig - zelfstandig naamwoord uitspraak: vaar-tuig 1. een ding waar je mee kunt varen ♢ een roeiboot en een zeilboot zijn vaartuigen Zelfstandig naamwoord: vaar-tuig het vaartuig de v...
Getty Research Institute (1990)
vaartuig - Vaartuigen die kunnen drijven en die zijn gebouwd om over het water te reizen of zaken te vervoeren, bijvoorbeeld een boot, schip of vlot.
Van Dale Uitgevers (1950)
o. (-en), 1. (coll., veroud., nog in hist. stijl) schepen, boten: de bouw van laag op het water liggend vaartuig; 2. schip, boot: een scherp vaartuig, dat snel zeilt of vaart; 3. (soms in tegenst. met schip) alg. ben. voor een klein schip, schuit of sloep: inlandse vaartuigen; 4. (gew.) rijtuig, wagen.
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: