Wat is de betekenis van uitzicht?

2024-04-20
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

uitzicht

uitzicht - Zelfstandignaamwoord 1. wat men van de omgeving vanaf een bepaalde plek kan zien Vanaf deze toren heeft men een prachtig uitzicht op het natuurgebied. 2. verwachting, iets waar men naar kan uitzien Gelukkig heeft hij uitzicht op een betere baan...

2024-04-20
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

uitzicht

uitzicht - zelfstandig naamwoord uitspraak: uit-zicht 1. dat wat je kunt zien, waar je zicht op hebt ♢ we hebben uitzicht op een weiland 2. kans om in de toekomst iets te krijgen ♢ zij heeft uit...

2024-04-20
Typisch Vlaams woordenboek

Ludo Permentier en Rik Schutz (2015)

uitzicht

voorkomen, aanzicht De hoek van de Frankrijklei en de Keyserlei die sinds 1944 was ontsierd door een lelijke wonde uit de laatste wereldoorlog, zal nu een stijlvol uitzicht krijgen door de bouw van de 'Antwerp Tower', die het sierstuk van de Keyserlei moet worden. (Geert Bekaert, Verzamelde opstellen) Uitzicht' beteke...

2024-04-20
Kuifje in Vlaanderen

Michel Uyen

uitzicht

aanzicht, uiterlijk. Het uitzicht van de premier met zijn nieuwe bril. Het uitzicht van een stad verandert jaar na jaar.

2024-04-20
Vlaams-Nederlands woordenboek

Peter Bakema (2003)

uitzicht

(het) voorkomen, uiterlijk, verschijning, aanblik: zijn uitzicht bevalt mij niet Beschrijf je kind naar andere mensen niet op basis van zijn uitzicht, zijn grootte of lichaamsvorm. Heb het daarentegen over hoe ze zich voelen, wat ze zeggen en wat ze doen, in plaats van hoe ze er uit zien. - www.eetstoornis.be

2024-04-20
Dromen encyclopedie

Fink (1998)

Uitzicht

Het beste uitzicht heeft men vanaf een berg, een toren of een ander hoog gebouw. Anders geformuleerd zou het mooie uitzicht het neerkijken op degenen die minder succes hebben, kunnen betekenen - een arrogantie die men zo spoedig mogelijk overboord zou moeten gooien. Wordt het uitzicht belemmerd, dan zouden we ons af moeten vragen, of we in de waakt...

2024-04-20
Zuidnederlands Woordenboek

Walter De Clerck (1981)

uitzicht

1. M. betr. t. pers. (en dieren): wijze waarop, hoedanigheid waarin een pers. zich aan het oog voordoet, zich vertoont; inz. in toep. op de fysieke verschijning met inbegrip van kleding, opschik, houding, gedrag e.d.: uiterlijk, voorkomen; verschijning; soms bep.: gezicht, m.n. in de verb. iem. van uitzicht kennen. Haar ogen staan flauw, blo...

2024-04-20
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Uitzicht

s.n., útsjoch (it), eachweid (it), eachweiding; geenhebben, yn ’e potkas(t) sitte; inzijn, wanke, wankje.

Wil je toegang tot alle 16 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-20
Woordenboek Nederlands-Turks

Mehmet Kiriş (2024)