Wat is de betekenis van uitwerpen?

2024-04-16
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

uitwerpen

uitwerpen - Werkwoord 1. (ov) met kracht naar buiten brengen De vulkaan wierp grote hoeveelheden puin uit. 2. (ov) overboord gooien Zij wierpen het anker van het schip uit. 3. (ov), (sport) met een worp buiten de grenzen van het s...

2024-04-16
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Uitwerpen

v., útsmite, -wije; (van de duivel), útbalje.

2024-04-16
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Uitwerpen

(wierp uit, heeft uitgeworpen), 1. door werpen verwijderen uit, naar buiten werpen, laten vallen : het onverteerbare wordt uitgeworpen; het dieplood, een anker uitwerpen (vgl. Anker); — zijn netten ergens uitwerpen, daar iets trachten te vangen; — ballast, een gedeelte der lading uitwerpen, overboord g...

2024-04-16
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

uitwerpen

wierp uit, h. uitgeworpen (1 naar buiten werpen; 2 van ankers, netten: laten vallen, neerlaten; 3 fig. uit een kring verbannen, uitsluiten): 1. slijm uitwerpen; 2. het anker uitwerpen; de netten uitwerpen; 3. uitgeworpen en veracht; nog: duivelen uitwerpen, uitbannen.

2024-04-16
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

uitwerpen

('uit) (wierp uit, heeft uitgeworpen) 1. naar buiten werpen : de netten -. ➝ anker. 2. stukwerpen : de ruiten -. 3. wegjagen : iemand (de deur) -. 4. spuwen, braken : slijm -; een vulkaan werpt as en lava uit. Tgst. innemen. 5. uitsluiten : een lid uit een gezelschap -.

2024-04-16
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Uitwerpen

(wierp uit, heeft uitgeworpen), 1. naar buiten werpen, laten vallen: een anker uitwerpen; zijn netten ergens uitwerpen, daar iets trachten te vangen; uitstorten: het onverteerbare wordt uitgeworpen; 2. spuwen, braken: de vulkaan wierp as en lava uit; 3. uitstoten (uit een kring): een lid uit een gezelschap uitwerpen; verbannen; 4. buiten een verb...

2024-04-16
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

UITWERPEN

UITWERPEN - (wierp uit, heeft uitgeworpen), werpende verwijderen, wegjagen: iem de deur uitwerpen; — nederlaten, laten vallen ; het dieplood, een anker uitwerpen; — (fig.) ergens zijn anker uitwerpen, zich daar vestigen; — zijne netten ergens uitwerpen, daar iets trachten te verkrijgen; — den ballast, een gedeelte der lad...

2024-04-16
Zeemans woordenboek

Jacob van Lennep (1865)

Uitwerpen

b.w. 1. Over boord gooien. Een tros uitwerpen. Zie uitbrengen, verhalen, werpen. Vroeger ook gebruikt voor uitsteken. Eem vlag uitwerpen. 2. Uithalen, door middel van ’t werpanker. 3. o.w. - Uitwerpen door middel van werpankers uit de haven.