Wat is de betekenis van uitwassen?

2025-06-18
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2025)

2025-06-18
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Uitwassen

I. UITWASSEN (wies, waste uit, heeft uitgewassen), 1. door wassen zuiveren: vuil linnengoed uitwassen; een wonde uitwassen; boter uitwassen, in water kneden om ze van de melkdeeltjes te zuiveren; 2. door wassen doen verdwijnen: vlekken, spetten uitwassen. II. UITWASSEN (wies uit, is uitgewassen), 1. tot zijn volle lengt...

2025-06-18
AI woordenboek

ChatGPT (2023)

uitwassen

Uitwassen verwijst letterlijk (in natuur of techniek) naar het proces waarbij iets door water of vloeistoffen wordt weggespoeld of uitgesleten. Bijvoorbeeld: "De hevige regen zorgde voor het uitwassen van de grond op de heuvel." Figuurlijk verwijst het naar de extreme of ongewenste gevolgen of vormen van iets. Dit wordt vaak gebruikt om...

2025-06-18
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

uitwassen

uitwassen - Werkwoord 1. (ov) door wassen verwijderen uitwassen - Werkwoord 1. (plantkunde) groeiend te voorschijn komen, naar buiten of uit iets groeien, zich ontwikkelen uitwassen - Zelfstandignaamwoord 1. meervoud van het zelfstandig naamwoord uitwas Woordherkomst samenstelling van uit en wass...

2025-06-18
Agrarisch Encyclopedie

Veerman (1954)

Uitwassen

is een vorm van extraheren, waarbij kleine hoeveelheden oplosbare stoffen uit een vaste stof worden verwijderd.

2025-06-18
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Uitwassen

v., útwaskje.

2025-06-18
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

uitwassen

I. waste (wies) uit, h. uitgewassen (door wassen reinigen, zuiveren): een vuile jongenskiel uitwassen, zakdoeken goed uitwassen; bij uitbr. boter uitwassen, zuiveren; een wonde uitwassen, reinigen. II. wies uit, i. uitgewassen (uitlopen, uitspruiten, één of meer uitwassen krijgen): de winteraardappels gingen uitwassen.

2025-06-18
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

uitwassen

('uit) (wies uit, is uitgewassen) 1. uitlopen, uitspruiten : de winteraardappels zullen in ’t voorjaar -. 2. ten einde wassen.

Wil je toegang tot alle 11 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2025-06-18
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Uitwassen

(wies uit, is uitgewassen), 1. tot volle lengte opgroeien, opschieten: de planten zijn goed uitgewassen; 2. uitlopen, schieten: het koren is in de schuur uitgewassen.