Wat is de betekenis van uitvloeisel?

2024-03-29
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

uitvloeisel

uitvloeisel - zelfstandig naamwoord uitspraak: uit-vloei-sel 1. gevolg dat niet bedoeld of verwacht was ♢ een uitvloeisel van zijn weigering is dat niemand hem meer vertrouwt Zelfstandig naamwoord: uit-vloei-sel het...

2024-03-29
Zuid-afrikaans woordenboek

H.J. Terblanche - M.A., D. Litt

uitvloeisel

gevolg, resultaat.

2024-03-29
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Uitvloeisel

s.n., útfloeisel (it).

2024-03-29
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Uitvloeisel

o. (-s, -en), hetgeen uitvloeit; hetgeen uit iets voortkomt, gevolg, consequentie : een uitvloeisel van ’s Heren goedheid; een uitvloeisel van dit beginsel is...

2024-03-29
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

uitvloeisel

o. uitvloeisels, uitvloeiselen (gevolg; dat, wat ontstaat uit iets anders).

2024-03-29
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

uitvloeisel

o. (-en, -s) 1. Algm. wat uitvloeit. 2. Inz. [uitvloeien 3] wat voortvloeit, ontstaat uit iets anders, gevolg.

2024-03-29
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Uitvloeisel

o. (-s, -en), wat uitvloeit, wat uit iets voortkomt, gevolg, consequentie.

2024-03-29
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

UITVLOEISEL

UITVLOEISEL - o. (-s, -en), hetgeen uitvloeit; hetgeen uit iets voortkomt, gevolg: een uitvloeisel van s Heeren goedheid; een uitvloeisel van dit beginsel is