Wat is de betekenis van UITSPUITEN?

2024-04-25
Eerste Medisch Systematische Ingerichte Encyclopedie

Uitgeversmaatschappij A. Manteau N.V. (1954)

Uitspuiten

van een orgaan, dat gemakkelijk van buitenaf te bereiken is (oog, oor, schede). zie ook cerumenprop, neusdouche, spuiten.

2024-04-25
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Uitspuiten

v., útspuitsje, -snjitte.

2024-04-25
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Uitspuiten

(spoot uit, heeft en is uitgespoten), 1. naar buiten (komen) spuiten; 2. spuitend uitwerpen; 3. door spuiten ledigen; 4. door spuiten blussen, doven; 5. spuitend reinigen: zijn oren uitspuiten.

2024-04-25
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

uitspuiten

('uit) (spoot uit. heeft uitgespoten) 1. spuitend ledigen. 2. spuitend blussen : een brand - 3. spuitend reinigen : een wond -.

2024-04-25
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2024)

2024-04-25
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

UITSPUITEN

UITSPUITEN - (spoot uit, heeft uitgespoten), spuitende ledigen; door spuiten blusschen, dooven; spuitend reinigen: eene wond uitspuiten. UITSPUITING, v.