Wat is de betekenis van uitslover?

2024-03-29
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

uitslover

uitslover - Zelfstandignaamwoord 1. (pejoratief) iemand die zich op overdreven wijze inspant en dat ook duidelijk toont aan het boven hem gestelde gezag Die uitslover haalde allemaal negens en tienen terwijl een zesje toch ook voldoende is. Woordherkomst Naamwoord van handeling van...

2024-03-29
Jargon & Slang van Flipperfanaten

Marc De Coster (2017)

Uitslover

Uitslover - de bal is lang in het spel maar levert weinig punten op.

2024-03-29
Scheldwoordenboek

Marc de Coster (2007)

uitslover

iemand die zich op overdreven wijze inspant; soms ook een dienstklopper. Syn.: bruinwerker; kontlikker. De visvrouw begon te schelde. Niet op mijn, maar op die uitslovers, die me gegrepe hadde en zelf, als ze de kans krijge, mekaar op leve en dood begappe. (Willem van Iependaal, Polletje Piekhaar, 1935) Een paar uitslovers haalden achten en negens...

2024-03-29
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Uitslover

m. (-s), die zich uitslooft; in de volkst. als schimpwoord, ongev. als dienstklopper.

2024-03-29
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Uitslover

m. (-s), dienstklopper, strooplikker.