uitpraatten
uitpraatten - Werkwoord 1. (in een bijzin) meervoud verleden tijd van uitpraten ♢... dat wij uitpraatten ♢... dat jullie uitpraatten ♢... dat zij uitpraatten
Wiktionary (2019)
uitpraatten - Werkwoord 1. (in een bijzin) meervoud verleden tijd van uitpraten ♢... dat wij uitpraatten ♢... dat jullie uitpraatten ♢... dat zij uitpraatten
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: