uitpluizen
uitpluizen - Werkwoord 1. (ov) tot in detail uitzoeken ♢ Ik ploos uit hoe de som in elkaar zat. Woordherkomst samenstelling van uit(bijwoord) en pluizen(werkwoord)
Wiktionary (2019)
uitpluizen - Werkwoord 1. (ov) tot in detail uitzoeken ♢ Ik ploos uit hoe de som in elkaar zat. Woordherkomst samenstelling van uit(bijwoord) en pluizen(werkwoord)
J. van Donselaar (1936)
(pluisde uit, heeft uitgepluisd), in dunne reepjes of vezels trekken (vlees). Het vlees, dat we fijn hebben uitgepluisd of fijngemalen, doen we erin (Cikal 2: 46, in een recept). - Etym.: In deze bet. in AN veroud.; nog wel ‘afpluizen’, d.i. zeer gaar vlees in kleine stukjes van het bot aftrekken.
Van Dale Uitgevers (1950)
(ploos uit, heeft uitgeplozen), 1. uit elkander pluizen : oud touw uitpluizen; — tevens met gedachten aan reinigen : wol uitpluizen; 2. iets dat min of meer verward of duister is tot klaarheid brengen, haarfijn onderzoeken : een zaak uitpluizen.
M. J. Koenen's (1937)
ploos uit, h. uitgeplozen (uit elkander pluizen; fig. haarfijn naspeuren): touw uitpluizen.
Jozef Verschueren (1930)
(ploos uit, heeft uitgeplozen) 1. pluizend reinigen : wol -. 2. uit elkaar pluizen : oud touw -. 3. haarfijn naspeuren, onderzoeken : een zaak -.
Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)
(ploos uit, heeft uitgeplozen), 1. uit elkaar pluizen: oud touw uitpluizen; 2. haarfijn onderzoeken: een zaak uitpluizen.
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: