Wat is de betekenis van uitnemer?

2024-03-29
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

uitnemer

(1972) (inf.) woekeraar, profiteur, klaploper, parasiet, oplichter. Soms ook gebruikt voor een souteneur (volgens Van Dale). • De portier, een ouwe uitnemer, likte gewoon me hielen als ik binnenkwam… (Haring Arie: Recht voor z’n raap. 1972) • Stelletje uitnemers! Lane ze een keer gewoon gaan werreke in plaats van heel de dag...

2024-03-29
Bridge Opzoekboek

drs. Toine van Hoof (2017)

uitnemer

Contract dat het resultaat is van uitnemen. Gesproken wordt van een ‘goede uitnemer’ (als de uitnemer minder punten kost dan het tegenspelen van het contract van de tegenpartij) en een ‘slechte uitnemer’ (als dat niet zo is). Andere uitdrukkingen zijn: een ‘goedkope uitnemer’ en een ‘dure uitnemer’. Zie ook: advance sacrifice; spookredding

2024-03-29
Scheldwoordenboek

Marc de Coster (2007)

uitnemer

oplichter, woekeraar, profiteur, klaploper, parasiet. Soms ook gebruikt voor ‘souteneur’. Stelletje uitnemers! Lane ze een keer gewoon gaan werreke in plaats van heel de dag zitte te ouwehoere waaro ze nou weer es motte gaan knage... (J.A. Deelder, Drukke dagen, 1988)

Wil je toegang tot alle 4 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-03-29
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

UITNEMER

UITNEMER - m., UITNEEMSTEIt, v. (-s), die uitneemt (inz. in het spel).

Gerelateerde zoekopdrachten