Wat is de betekenis van UITKLEEDEN?

2024-03-29
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

UITKLEEDEN

UITKLEEDEN - (kleedde uit, heeft uitgekleed), van kleederen ontdoen : zich naakt uitkleeden; de kleintjes uitkleeden vóór zij naar bed gaan; — (spr.) ik zal mij niet uitkleeden vóór ik naar bed ga, bij mijn leven zal ik het mijne niet aan mijne kinderen afgeven; — zij heeft zich voor hare kinderen uitgekleed...

2024-03-29
Handwoordenboek van Nederlandsche synoniemen

J.V. Hendriks (1898)

Uitkleeden

zie Ontkleeden.