Wat is de betekenis van uitkeren?

2025-06-23
Prisma Nederlands Fries

Unieboek | Het Spectrum (2025)

2025-06-23
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2025)

2025-06-23
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Uitkeren

I. (keerde uit, heeft uitgekeerd), (Zuidn.) uitvegen. II. (keerde uit, heeft uitgekeerd), als aandeel of rechtmatig deel betalen (aan): aan de werkloze arbeiders wordt 16 gld. per week uitgekeerd; over het laatste kwartaal wordt een dividend van 2% uitgekeerd.

2025-06-23
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

uitkeren

uitkeren - Werkwoord 1. (ditr) betalingen verzorgen, meestal door een instantie aan individuen Zij kregen hun werkloosheidsgeld niet uitgekeerd. Woordherkomst samenstelling van uit(bijwoord) en keren(werkwoord)

2025-06-23
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

uitkeren

uitkeren - regelmatig werkwoord uitspraak: uit-ke-ren 1. geven waar hij recht op heeft ♢ het pensioen wordt elke maand uitgekeerd Regelmatig werkwoord: uit-ke-ren ik keer uit (... ik uitkeer) ...

2025-06-23
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Uitkeren

v., útkeare; aan loon- —, forleanje.

2025-06-23
Woordenboek Nederlands-Turks

Mehmet Kiriş (2024)

2025-06-23
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

uitkeren

keerde uit, h. uitgekeerd (uitbetalen): iem. de gelden ener levensverzekering uitkeren.

Wil je toegang tot alle 11 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2025-06-23
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

uitkeren

('uit) (keerde uit, heeft uitgekeerd) 1. naar buiten keren, houden. 2. afkeren. 3. uitbetalen : iemand geld -.