uitkeek
uitkeek - Werkwoord 1. (in een bijzin) enkelvoud verleden tijd van uitkijken ♢... dat ik uitkeek ♢... dat jij uitkeek ♢... dat hij, zij, het uitkeek
Wiktionary (2019)
uitkeek - Werkwoord 1. (in een bijzin) enkelvoud verleden tijd van uitkijken ♢... dat ik uitkeek ♢... dat jij uitkeek ♢... dat hij, zij, het uitkeek
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: