Wat is de betekenis van Uitje?

2024-04-20
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

uitje

uitje - Zelfstandignaamwoord 1. een gelegenheid waarbij mensen uitgaan en vertier zoeken We hebben er een gezellig uitje van gemaakt. 2. (plantkunde) (voeding) Allium cepa verkleinwoord enkelvoud van ui Je kunt er ook wat uitjes in doen. ui...

2024-04-20
Ewoud Sanders woordenboeken

Ewoud Sanders (2019)

Uitje

Utje is alleen aangetroffen in een woordenlijst uit 1985. Uitje wordt hier samen met hassebassie, keiltje en recht op en neer ge- noemd als een typisch Amsterdamse borrel naam. Voor de laatste drie is dat zeker onjuist, dus te vrezen valt dat de samensteller van de lijst niet al te goed was geïnformeerd. Een nadere toelichting ontbreekt. Waarschijn...

2024-04-20
Woordenboek Nederlands-Turks

Mehmet Kiriş (2024)

2024-04-20
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Uitje

o. (-s), kleine ui.

2024-04-20
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

uitje

('uitje) o. (—s) 1. vklw. van → ui. 2. [vklw. van uit] gelegenheid waarbij men voor zijn plezier uitgaat : een hebben.

2024-04-20
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Uitje

o. (-s), (gemeenz.) keer of gelegenheid dat men voor zijn plezier uit is of kan gaan: dat is een uitje voor mij.

2024-04-20
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

UITJE

UITJE - o. (-s), gelegenheid waarbij men voor zijn pleizier uitgaat: een uitje hebben; dat is een uitje voor mij.