uitgewoond
(1979) (sp.) doodmoe; uitgeput; aan het eind van zijn krachten. Eigenlijk gezegd van een woning: door (zorgeloze) bewoning vervallen. Hier overdrachtelijk gebruikt. Wellicht ontstaan in wielerkringen. Zie ook uitwonen*. • Gerrie Knetemann: 'Kwam Jan Raas nog tegen deze week. Die. was uitgewoond...!' (Het vrije volk, 06/01/1979) • Ik kon...