uitgestrekt
uitgestrekt - Werkwoord 1. voltooid deelwoord van uitstrekken uitgestrekt - Bijvoeglijk naamwoord 1. in tijd of plaats zeer uitgebreid, met een groot oppervlakte, met een grote tijdsspanne
Wiktionary (2019)
uitgestrekt - Werkwoord 1. voltooid deelwoord van uitstrekken uitgestrekt - Bijvoeglijk naamwoord 1. in tijd of plaats zeer uitgebreid, met een groot oppervlakte, met een grote tijdsspanne
Muiswerk Educatief (2017)
uitgestrekt - bijvoeglijk naamwoord uitspraak: uit-ge-strekt 1. met veel ruimte van zijkant naar zijkant ♢ er lag een uitgestrekte vlakte voor ons Bijvoeglijk naamwoord: uit-ge-strekt ... is uitgestrekter dan ......
Van Dale Uitgevers (1950)
[het accent wisselt] bn. (-er, -st), zich ver, over grote afstand —, vervolgens ook over grote oppervlakte uitstrekkend, groot: een uitgestrekt spoorwegnet; het terrein is zeer uitgestrekt; uitgestrekte bezittingen.
Dr. L. Brouwers (1928)
Adjectief: uitgestrekt, groot, middelgroot, ruim, uitgebreid, wijduitgestrekt, wijd, extensief, onafzienbaar, onoverzienbaar, omvangrijk, veelomvattend, veelzijdig, alzijdig, multilateraal, mondiaal, wereldwijd, oneindig, eindeloos, onbeperkt, onbepaald, onbegrensd, grenzeloos, onmeetbaar, onmeteïijk, ongemeten, immens, geïllimitee...
J.H. van Dale (1898)
UITGESTREKT - bn. (-er, -st), wijd van omvang. uitgebreid: uitgestrekte bezittingen. UITGESTREKTHEID, v. (...heden), ruimte, omvang, uitgebreidheid.
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: