uitgerekend
uitgerekend - Werkwoord 1. voltooid deelwoord van uitrekenen
Muiswerk Educatief (2017)
uitgerekend - bijvoeglijk naamwoord, bijwoord uitspraak: uit-ge-re-kend 1. er altijd op uit zijn zelf het beste te krijgen ♢ dat meisje is een uitgerekende tante 1. juist dan ♢ uitgerekend op m...
Dr. S. Theissen (1978)
‘De oorspronkelijke bevolking (emigreerde) uitgerekend naar de Afrikaanderwijk.’ (Elseviers Magazine, 19.8.72, p. 8) In de betekenis van ‘juist, nu net’ wordt uitgerekend door heel wat puristen als een germanisme (D. ‘ausgerechnet’) afgekeurd. Ook door Van Dale en Weijnen. Tot aan het begin van de jaren '70...
Van Dale Uitgevers (1950)
bn., (spreekt.) altijd op zijn voordeel bedacht, dit slim overleggend. — [Opm.: als germ. af te keuren is het gebruik als bw. in de zin van juist, nu net: uitgerekend hem moest dat weer treffen].
Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)
bn. en bw., 1. bn., altijd op zijn voordeel bedacht: enorm uitgerekend zijn; 2. (germ.) bw., juist, nu net: uitgerekend hem moest dat weer treffen.
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: