uiten
uiten - Werkwoord 1. (refl) zich ~: uiting geven aan gevoelens ♢ Hij had vaak moeite zich te uiten. 2. (ov) zeggen ♢ Hij uitte een schreeuw. Woordherkomst Afgeleid van uit.
Wiktionary (2019)
uiten - Werkwoord 1. (refl) zich ~: uiting geven aan gevoelens ♢ Hij had vaak moeite zich te uiten. 2. (ov) zeggen ♢ Hij uitte een schreeuw. Woordherkomst Afgeleid van uit.
Muiswerk Educatief (2017)
uiten - regelmatig werkwoord uitspraak: ui-ten 1. laten zeggen of blijken wat je voelt ♢ hij kan zich moeilijk uiten 2. het uitspreken of laten blijken ♢ je moet je ontevredenheid wel uiten...
Fa. A.J. Osinga (1952)
v., uterje; veel — over, gâns losmeitsje oer; zich —, jin uterje, oppenearje; zich zeer ongunstig —, raer guod spuije, út in raer gat blieze.
Van Dale Uitgevers (1950)
(uitte, heeft geurt), als geluid van zich doen uitgaan, uitspreken: hij uitte bittere klachten; — te kennen gevet: zijn gedachten uiten; een vermoeden uiten; — zich uiten, zijn gedachten te kennen geven, zich uitlaten: hij heeft zich daarover nog niet geuit.
M. J. Koenen's (1937)
uitte, h. geuit (uitspreken, te kennen geven): geen woord kunnen uiten; zich uiten, zijn denkwijze te kennen geven.
Jozef Verschueren (1930)
(uitən) (uitte, heeft geuit) 1. te kennen geven : een mening de wens, de vrees -. 2. spreken: bittere woorden -. 3. z i c h -, zijn gedachten, gevoelens te kennen geven.
Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)
(uitte, heeft geuit), 1. uitspreken: een kreet uiten; zich uiten, zijn gedachten te kennen geven; 2. zich openbaren, vertonen: een ziekte die zich uit in, die deze symptomen heeft.
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: