Wat is de betekenis van uitdelen?

2024-04-18
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

uitdelen

uitdelen - Werkwoord 1. (ov) meerdere personen ergens op trakteren Op zijn verjaardag deelde Joost chips uit. Woordherkomst samenstelling van uit(bijwoord) en delen(werkwoord)

2024-04-18
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

uitdelen

uitdelen - regelmatig werkwoord uitspraak: uit-de-len 1. iedereen er wat van geven ♢ de directeur deelde de prijzen uit Regelmatig werkwoord: uit-de-len ik deel uit (... ik uitdeel) ...

2024-04-18
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Uitdelen

v., út-, omdiele, -dele, út-, ompart(sj)e.

2024-04-18
Woordenboek Nederlands-Turks

Mehmet Kiriş (2024)

2024-04-18
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Uitdelen

(deelde uit, heeft uitgedeeld), van een hoeveelheid, een voorraad aan ieder van een aantal personen een deel geven: geld, aalmoezen uitdelen; prijzen, standjes, straf uitdelen, geven aan wie het toekomt; (oneig.) klappen uitdelen, er op slaan.

2024-04-18
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

uitdelen

deelde uit, h. uitgedeeld (in porties verdelen, en ze dan uitreiken; aan ieder iets geven): soep aan de armen uitdelen; klappen uitdelen; weldaden met kwistige hand uitdelen, geven, verspreiden.

2024-04-18
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

uitdelen

(deelde uit, heeft uitgedeeld) 1. onder verschillenden verdelen : lekkernijen, prijzen -. → laken. Syn. → bedelen. 2. geven, verspreiden : klappen -; weldaden met kwistige hand -.

2024-04-18
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Uitdelen

(deelde uit, heeft uitgedeeld), in porties uitreiken.