uitdelen
uitdelen - Werkwoord 1. (ov) meerdere personen ergens op trakteren ♢ Op zijn verjaardag deelde Joost chips uit. Woordherkomst samenstelling van uit(bijwoord) en delen(werkwoord)
Wiktionary (2019)
uitdelen - Werkwoord 1. (ov) meerdere personen ergens op trakteren ♢ Op zijn verjaardag deelde Joost chips uit. Woordherkomst samenstelling van uit(bijwoord) en delen(werkwoord)
Muiswerk Educatief (2017)
uitdelen - regelmatig werkwoord uitspraak: uit-de-len 1. iedereen er wat van geven ♢ de directeur deelde de prijzen uit Regelmatig werkwoord: uit-de-len ik deel uit (... ik uitdeel) ...
Van Dale Uitgevers (1950)
(deelde uit, heeft uitgedeeld), van een hoeveelheid, een voorraad aan ieder van een aantal personen een deel geven: geld, aalmoezen uitdelen; prijzen, standjes, straf uitdelen, geven aan wie het toekomt; (oneig.) klappen uitdelen, er op slaan.
M. J. Koenen's (1937)
deelde uit, h. uitgedeeld (in porties verdelen, en ze dan uitreiken; aan ieder iets geven): soep aan de armen uitdelen; klappen uitdelen; weldaden met kwistige hand uitdelen, geven, verspreiden.
Jozef Verschueren (1930)
(deelde uit, heeft uitgedeeld) 1. onder verschillenden verdelen : lekkernijen, prijzen -. → laken. Syn. → bedelen. 2. geven, verspreiden : klappen -; weldaden met kwistige hand -.
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: