Wat is de betekenis van uitbloeien?

2024-03-29
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

uitbloeien

uitbloeien - regelmatig werkwoord uitspraak: uit-bloei-en 1. slap, dor en/of lelijk worden ♢ er stonden een paar uitgebloeide tulpen in de vaas 2. ophouden met bloeien ♢ de rozen zijn nu wel ech...

2024-03-29
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Uitbloeien

v., útbloeije; uitgebloeid, útdien.

2024-03-29
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Uitbloeien

(bloeide uit, heeft en is uitgebloeid), 1. ten einde bloeien, ophouden te bloeien: de rozen hebben, zijn uitgebloeid; haar schoonheid is gauw uitgebloeid, was kort van duur. 2. met bloem, een poederachtig stof, bedekt worden: uitbloeiende muren.

2024-03-29
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

uitbloeien

bloeide uit, h., i. uitgebloeid (ten einde bloeien, ophouden met bloeien): de rozen zijn uitgebloeid; fig. e. uitgebloeide schoonheid.

2024-03-29
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

uitbloeien

('uid) (bloeide uit, heeft en is uitgebloeid) ophouden te bloeien: de rozen zijn uitgebloeid.

2024-03-29
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Uitbloeien

(bloeide uit, heeft en is uitgebloeid), ten einde bloeien, ophouden te bloeien.

2024-03-29
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

UITBLOEIEN

UITBLOEIEN - (bloeide uit, heeft en is uitgebloeid), ten einde bloeien, ophouden te bloeien,: de rozen hebben, zijn uitgebloeid; hare schoonheid is gauw uitgebloeid, was kort van duur; — (scheik.) met een poederachtig stof, bloem bedekt worden : uitbloeiende muren.