Wat is de betekenis van Ubiquiteit?

2024-04-19
Woordenboek vreemde woorden

A. Kolsteren en Ewoud Sanders (1994)

Ubiquiteit

[MLat. ubiquitas, van Lat. ubique = overal] alomtegenwoordigheid (van God), in het bijz. die van Christus in het Avondsmaalbrood.

2024-04-19
Vreemd Nederlands

Jan Meulendijks (1993)

Ubiquiteit

alomtegenwoordigheid (van Christus in het Avondmaalsbrood)

2024-04-19
De vreemde woorden

Fokko Bos, Dr. O. Noordenbos (1955)

Ubiquiteit

alomtegenwoordigheid.

2024-04-19
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Ubiquiteit

(<Fr.-Lat.) v., alomtegenwoordigheid.

2024-04-19
De Kleine Winkler Prins

Winkler Prins (1949)

Ubiquiteit

(Lat. ubiquitas), alomtegenwoordigheid van Christus naar zijn menselijke natuur als deelhebbend aan de eigenschappen van zijn goddelijke natuur. Door Luther geleerd ter verklaring van Christus’ lichamelijke tegenwoordigheid in het Avondmaal; z Consubstantiatie.

2024-04-19
Kramers woordentolk

Jacon Kramers Jz (1948)

ubiquiteit

v. alomtegenwoordigheid.

2024-04-19
Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Ubiquiteit

(Lat. alomaanwezigheid) is een term uit de Lutherse Avondmaalsopvatting, die eng met de beschouwingswijze van Christus’ lichamelijke alomtegenwoordigheid, zoals die door Willem van Occam geleerd werd, samenhangt. De gedachte gaat terug op Ef. 1 : 23: „de gemeente die zijn lichaam is, vervuld met Hem, die alles in alle dingen volmaakt&rd...

2024-04-19
Pinkhof geneeskundig woordenboek

Herman Pinkhof (1923)

Ubiquiteit

de eigenschap van ubiquitair te zijn.

Wil je toegang tot alle 16 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-19
Uitheemsche geneeskunde termen

dr. H. Pinkhof (1923)

Ubíquiteit

de eigenschap van ubiquitair te zijn.