typisch
(1914) (sold.) bijzonder. • Typisch: een typisch (goede kerel): een bijzonder (goede kerel).(Jacobus van Ginneken: Handboek der Nederlandsche taal. 1914)
Marc De Coster (2020-2024)
(1914) (sold.) bijzonder. • Typisch: een typisch (goede kerel): een bijzonder (goede kerel).(Jacobus van Ginneken: Handboek der Nederlandsche taal. 1914)
Wiktionary (2019)
typisch - Bijvoeglijk naamwoord 1. vreemd, eigenaardig ♢ Hij gedraagt zich de laatste tijd heel typisch. 2. kenmerkend. ♢ Dat is nou een typisch geval van onoplettendheid. Woordherkomst Afgeleid van type met het achtervoegsel -isch
Muiswerk Educatief (2017)
typisch - bijvoeglijk naamwoord uitspraak: ty-pies 1. wat er precies bij past ♢ dat is weer typisch iets voor Herman 2. anders dan gewoon, speciaal ♢ onze poes doet zo typisch de laatste tijd...
A. Kolsteren en Ewoud Sanders (1994)
[v. Lat. typicus, Gr. tupikos, zie type] bn & bw 1 het type aanwijzend, karakteristiek, kenmerkend; 2 eigenaardig; 3 (med.) normaal verlopend (van ziekte; tegenover atypisch = met afwijkend verloop).
Uitgeversmaatschappij A. Manteau N.V. (1954)
Fa. A.J. Osinga (1952)
adj. & adv., typysk, eigen (aerdich). u pron., jo, pl. jimme; met — aanspreken, jo-kje; bij — aan huis, by, to jowes jimmes.
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: