twijg
twijg - Zelfstandignaamwoord 1. een dun buigzaam takje van een boom of struik ♢ Manden kunnen ook van twijgen gevlochten worden.
Als Ensie-bezoeker nu 10% korting op de scheurkalender van Onze Taal. Gebruik de code: TK24
Wiktionary (2019)
twijg - Zelfstandignaamwoord 1. een dun buigzaam takje van een boom of struik ♢ Manden kunnen ook van twijgen gevlochten worden.
Muiswerk Educatief (2017)
twijg - zelfstandig naamwoord 1. buigzame tak ♢ de duif had een twijg van de wilg in haar snavel Zelfstandig naamwoord: twijg de twijg de twijgen het twijgje
Direct alle resultaten bekijken?
Fink (1998)
Deze dunne tak (zie ‘Tak’) wijst wanneer hij goed gedijt - op de vervulling van een wens. Zijn de twijgen dor en zonder bladeren, dan hoopt men tevergeefs op een gunstige verandering in het werkelijke leven. (Zie ook ‘Boom’, ‘Blad’).
Veerman (1954)
is een houtig geworden scheut, dus meestal een 2-jarige loot. In de bosb. meer i.h.a. een dunne tak of de 1 -jarige loten van een stoel.
Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)
Houtige plantenstengel, die ca. één jaar oud is. De t. is de tusschenvorm tusschen scheut en tak. Gulzige twijg is een kweekerterm voor een twijg van bijz. groote afmetingen, ontstaan door een sterken aandrang van sap en door haar sterken groei geneigd andere organen te overvleugelen.
J.Pluim (1911)
verwant met twee; het woord w. d. z.: een verdeeling van den stam of tak in tweeën. Zie ook Gewei.
I.M. Calisch (1864)
Twijg, v. (-en), loot, telg, spruit; teen; takje. *-EN, bn. van twijgen, van teen (vervaardigd).
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: