Wat is de betekenis van tuinslang?

2024-03-29
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

tuinslang

1) (2009) (inf.) mannelijk geslachtsdeel. • (Seksuele volkstaal en eufemismen op Wikipedia. 2009) • (Piet van Sterkenburg: Rot zelf lekker op. Over politiek incorrect en ander ongepast taalgebruik. 2019) 2) (1990) (wielr.) (meestal meerv.) band van slechte kwaliteit. • Heb je die tuinslangen (goedkope, slechte banden...

2024-03-29
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

tuinslang

tuinslang - Zelfstandignaamwoord 1. (tuinieren) een waterslang die gebruikt wordt om de tuin te besproeien. De tuinslang was gewikkeld om een haspel. Woordherkomst samenstelling van tuin en slang

2024-03-29
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

tuinslang

tuinslang - zelfstandig naamwoord uitspraak: tuin-slang 1. slang waarmee je de tuin kunt besproeien ♢ met een tuinslang besproeide hij de tuin Zelfstandig naamwoord: tuin-slang de tuinslang ...

2024-03-29
Wielerwoordenboek

Fons Leroy en Wim van Rooy (2010)

tuinslang

tuinslang: slechte tube.

2024-03-29
Zuid-afrikaans woordenboek

H.J. Terblanche - M.A., D. Litt

tuinslang

buigsame gomlastiekbuis om plante mee nat te spuit.

2024-03-29
Woordenboek Nederlands-Turks

Mehmet Kiriş (2024)

2024-03-29
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Tuinslang

v. (-en), gummislang om daarmede een tuin te besproeien.

2024-03-29
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

tuinslang

v. (-en) gummislang om een tuin te besproeien.

Wil je toegang tot alle 9 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-03-29
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Tuinslang

v./m. (-en), slang van gummi of kunststof om daarmee een tuin te besproeien.