Wat is de betekenis van tuinieren?

2024-04-25
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

tuinieren

(1990) (homotaal) op de versiertoer gaan. • (Arendo Joustra: Supplement bij het homo-erotisch Woordenboek. In: Homologie 4/90)

2024-04-25
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

tuinieren

tuinieren - Werkwoord 1. (tuinieren) het op recreatieve wijze onderhouden van en werken in de tuin. Wie van planten houdt wordt aanbevolen te gaan tuinieren.

2024-04-25
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

tuinieren

tuinieren - regelmatig werkwoord uitspraak: tui-nie-ren 1. uit liefhebberij een tuin onderhouden ♢ mijn vader houdt erg van tuinieren Regelmatig werkwoord: tui-nie-ren ik tuinier jij/u t...

2024-04-25
Golfsportwoordenboek

Jan Luitzen (2009)

tuinieren

(onov ww, tuinierde; h. getuinierd) - meerdere slagen in hetzelfde deel van een golfbaan maken en daardoor als het ware de grond omspitten. Tuinieren is ook de naaste omgeving waar je bal ligt van los materiaal ontdoen of de bunker aan harken nadat je hebt geslagen. Een tikje spottend zeg je dan: ‘Ik moet even tuinieren.’( SPEEK)

2024-04-25
Woordenboek Nederlands-Turks

Mehmet Kiriş (2024)

2024-04-25
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Tuinieren

(tuinierde, heeft getuinierd), een tuin verzorgen; uit liefhebberij tuinarbeid verrichten.

2024-04-25
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

tuinieren

1. tuinierde, heeft getuinierd; de tuin bearbeiden; 2. o.: ben je aan het tuinieren?

2024-04-25
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

tuinieren

(tui'ni:rən) (tuinierde, heeft getuinierd) 1. het tuinmansbedrijf uitoefenen. 2. uit liefhebberij tuinarbeid verrichten.

Wil je toegang tot alle 12 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-25
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Tuinieren

(tuinierde, heeft getuinierd), een tuin verzorgen.