tuinieren
(1990) (homotaal) op de versiertoer gaan. • (Arendo Joustra: Supplement bij het homo-erotisch Woordenboek. In: Homologie 4/90)
Marc De Coster (2020-2024)
(1990) (homotaal) op de versiertoer gaan. • (Arendo Joustra: Supplement bij het homo-erotisch Woordenboek. In: Homologie 4/90)
Wiktionary (2019)
tuinieren - Werkwoord 1. (tuinieren) het op recreatieve wijze onderhouden van en werken in de tuin. ♢ Wie van planten houdt wordt aanbevolen te gaan tuinieren.
Muiswerk Educatief (2017)
tuinieren - regelmatig werkwoord uitspraak: tui-nie-ren 1. uit liefhebberij een tuin onderhouden ♢ mijn vader houdt erg van tuinieren Regelmatig werkwoord: tui-nie-ren ik tuinier jij/u t...
Jan Luitzen (2009)
(onov ww, tuinierde; h. getuinierd) - meerdere slagen in hetzelfde deel van een golfbaan maken en daardoor als het ware de grond omspitten. Tuinieren is ook de naaste omgeving waar je bal ligt van los materiaal ontdoen of de bunker aan harken nadat je hebt geslagen. Een tikje spottend zeg je dan: ‘Ik moet even tuinieren.’( SPEEK)
Van Dale Uitgevers (1950)
(tuinierde, heeft getuinierd), een tuin verzorgen; uit liefhebberij tuinarbeid verrichten.
M. J. Koenen's (1937)
1. tuinierde, heeft getuinierd; de tuin bearbeiden; 2. o.: ben je aan het tuinieren?
Jozef Verschueren (1930)
(tui'ni:rən) (tuinierde, heeft getuinierd) 1. het tuinmansbedrijf uitoefenen. 2. uit liefhebberij tuinarbeid verrichten.
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: