Wat is de betekenis van tuigen?

2024-04-20
Algemeen Nederlands Woordenboek

Algemeen Nederlands Woordenboek (2009-heden)

tuigen

Het begrip tuigen heeft 2 verschillende betekenissen: 1) een schip van tuig voorzien. een schip voorzien van de nodige lijnen en zeilen om het zeilklaar te maken; optuigen; uitrusten; toetakelen. 2) een paard van tuig voorzien.

2024-04-20
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

tuigen

tuigen - Werkwoord 1. (verouderd) eruitzien Hy hadt een kort gesneden pruikje op, dat niet onäartig tuigde, met een groot, breet, vry vurig aangezicht [.]<ref>Betje Wolff en Aagje Deken, Historie van mejuffrouw Sara Burgerhart<br>Drie en veertigste brief.<br>Isaac van Cleef 's-Grave...

2024-04-20
Historische collectie Nederland

Rijksdienst voor het cultureel erfgoed (2019)

tuigen

Een scheepsonderdeel waarop het tuig wordt aangebracht gebruiksklaar maken (bijvoorbeeld een ra, pompspil, kluiverboom enz.). Ook het optuigen van een schip (zie optuigen).

2024-04-20
Agrarisch Encyclopedie

Veerman (1954)

Tuigen

Aan de t. van de paarden wordt dikwijls niet die aandacht besteed, die ze verdienen. de t. zijn nl. van heel veel belang voor de prestaties van het paard. De belangrijkste algemene eis, die men aan de t. moet stellen is, dat ze goed moeten passen. Dit is noodzakelijk om de kans op beschadiging van de dieren zo klein mogelijk te maken.Voor een bespr...

2024-04-20
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Tuigen

v., tuge, túgje.

2024-04-20
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Tuigen

I. (tuigde, heeft getuigd), 1. optuigen, het tuig aandoen: een paard tuigen. 2. (zeew.) van tuig voorzien, optakelen, toerusten: een schip tuigen. Vgl. Getuigd. II. (tuigde, heeft getuigd), 1. getuigen, getuigenis afleggen; meest oneig., ten bewijze strekken van: dat tuigt voor hem, voor zijn goede smaak. 2. (gew.) tre...

2024-04-20
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

tuigen

I. tuigde, heeft getuigd; getuigen, getuigenis afleggen: dat tuigt niet in uw voordeel; dat tuigt van doorzicht. II. tuigde, heeft getuigd; van tuig voorzien: een schip tuigen, een paard tuigen.

2024-04-20
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Tuigen

(tuigde, heeft getuigd), 1. iets optuigen, het tuig aandoen: een paard 2. (zeevaart) van tuig voorzien, optakelen, toerusten.

Wil je toegang tot alle 10 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-20
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Tuigen

Het begrip tuigen heeft 2 verschillende betekenissen: 1. tuigen - tuigen - (tuigde, heeft getuigd), getuigen, getuigenis afleggen, verklaren; — bewijzen, ten bewijze strekken van: dat tuigt voor hem, voor zijn goeden smaak. 2. tuigen - tuigen - (tuigde, heeft getuigd), optuigen, het tuig aandoen : een paard tuigen; (zeew,) van tuig voorzien...