Wat is de betekenis van tuig?

2024-03-29
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

tuig

(17e eeuw) (sch.) mannelijk lid. Eig. gereedschap. Vaak in de verkleinvorm. Tegen een bruidegom: 'Is je tuigje wel in orde?' Reeds opgetekend in de 17de eeuws (bij Bredero) en in een 18de eeuwse klucht (Kwakers Bruiloft en Verjaring). Ook bij Boekenoogen komt het woord in deze betekenis voor. Vgl. gereedschap*. • Grietje ghy maackt mijn tuychj...

2024-03-29
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

tuig

tuig - Zelfstandignaamwoord 1. ding, voorwerp Pas op anders gaat dat hele tuig in de fik. 2. (techniek) machine of gebruiksklare constructie, die is ingericht om een activiteit of bezigheid te verrichten of eenvoudiger te maken: rijden, spelen, varen enz. Als he...

2024-03-29
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

tuig

tuig - zelfstandig naamwoord 1. geheel van riemen waardoor een paard kan trekken ♢ nadat het tuig ingespannen was, kon de kar vertrekken 2. gezamenlijke onderdelen die ergens voor nodig zijn ♢ als hij gaat vi...

2024-03-29
Art & Architecture Thesaurus

Getty Research Institute (1990)

tuig

tuig - De volledige uitrusting waarmee een groep dieren aan een voertuig is vastgemaakt.

2024-03-29
Encyclopedie voor Zelfstudie

drs. L.A. Beeloo (1981)

tuig

1. riemen en ander materiaal waarmee trekdieren worden ingespannen; 2. zie tuigage; 3. in samenstellingen: toestel, gereedschap, b.v. werptuig, vliegtuig; 4. laag volk.

2024-03-29
Zuidnederlands Woordenboek

Walter De Clerck (1981)

tuig

1. Wat nodig is aan apparaten, instrumenten, gereedschappen enz. tot het verrichten van een bep. handeling of bezigheid, tot het uitoefenen van een beroep. Als coll. of ter aand. van één enkel voorwerp: apparaat, gereedschap, werktuig, instrument, toestel; soms bep.: machine.Met niets dan ... scheldende ploegbazen, die aldoor maar ......

2024-03-29
Erotisch woordenboek

Hans Heestermans (1977)

tuig

tuig - mannelijk lid; eig. ‘gereedschap’ (vgl. o.a. reedschap en apparaat). So quam daar by toeval een Soldaat te wateren, die zijn tuyg door het voorgemelde gat stak, De Geest v. Jan Tamboer 61 [1656]. Neptunus... Die doet al vry wat meer als pissen, En houd zyn tuigje klaar en kant, Kwakers Bruiloft en Verjaring 7 [± 1800].Is j...

2024-03-29
Recht voor z'n raap

Rouke G. Broersma (1970)

Tuig

negatieve kwalificatie voor min of meer opstandige jongeren of andere minderheidsgroepen die de aandacht trekken.

Wil je toegang tot alle 20 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-03-29
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Tuig

s.n.; (gereedschap), ark (it), reau (it), ridskip (it); (van schepen), túch (de & it), pl. tugen; (van paarden) túch (it), pl. tugen; (uitschot), túch (it), reau (it), naesje (it), rasmas (it).