Wat is de betekenis van tuchteloosheid?

2024-03-28
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

tuchteloosheid

tuchteloosheid - Zelfstandignaamwoord 1. het tuchteloos zijn De tuchteloosheid van de opgeschoten jongens bezorgde de politie veel werk. Woordherkomst afgeleid van tuchteloos met het achtervoegsel -heid

2024-03-28
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Tuchteloosheid

v., gebrek aan tucht; insubordinatie.

2024-03-28
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

tuchteloosheid

v.; volslagen gebrek aan tucht; de tuchteloosheid i.e. verslagen leger.

Wil je toegang tot alle 4 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-03-28
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

tuchteloosheid

(’lo:sheit) v. 1. gebrek aan tucht. 2. Verst. weerspannigheid tegen de overheid.

Gerelateerde zoekopdrachten