Wat is de betekenis van truc (truuk)?

2024-04-25
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

truc (truuk)

[Fr.], m. (—s), kunstgreep, foefje, handigheid: een — om iemand de deur uit te krijgen; goocheltruc, filmtruc; list, streek, gemenigheid: een misselijke —.