Wat is de betekenis van trouwlustig?

2024-04-20
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

trouwlustig

trouwlustig - Bijvoeglijk naamwoord 1. zin hebbend om te trouwen De twee trouwlustige vrouwen konden pas in 2001 met elkaar trouwen toen ze al 50 jaar samen waren. Woordherkomst afleiding van trouwen en lust met het achtervoegsel -ig

2024-04-20
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Trouwlustig

bn. (-er, -st), lust hebbende om te trouwen: trouwlustige jonge weeuwtjes.

2024-04-20
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

trouwlustig

bn.; mijn vriend was trouwlustig, geneigd of verlangend om te trouwen.

2024-04-20
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

trouwlustig

(trouw'lustəch) bn. en bw. (-er, -st) lust hebbend, geneigd om te trouwen.

2024-04-20
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Trouwlustig

Trouwlustig - bn. (-er, -st), lust hebbende om te trouwen : trouwlustige jonge weeuwtjes.