Wat is de betekenis van Trouweloos?

2024-04-20
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

trouweloos

trouweloos - Bijvoeglijk naamwoord 1. zonder trouw De trouweloze echtgenoot had zijn vrouw al vele malen bedrogen. De trouweloze ridder was een verrader van zijn meester. Woordherkomst afgeleid van trouw met het achtervoegsel -loos met...

2024-04-20
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Trouweloos

adj. & adv., trouweleas, falsk.

2024-04-20
Woordenboek Nederlands-Turks

Mehmet Kiriş (2024)

2024-04-20
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Trouweloos

bn. bw. (...lozer, -t), 1. geen trouw houdende, zonder trouw, verraderlijk: trouweloos verliet hij haar; trouweloos gedrag; — als eigenschap: een trouweloos karakter, geen trouw kennend, vals. 2. blijk gevend van, voortkomend uit het niet houden van trouw, verraderlijk: trouweloze daden; een trouweloze vlucht...

2024-04-20
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

trouweloos

bn., bw.; trouwelozer, -t; in geen opzicht te vertrouwen; vals; meinedig: een trouweloos karakter; trouweloos handelen.

2024-04-20
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

trouweloos

('trouwəlo:s) bn. en bw. (...lozer, -t) 1. zonder trouw, oneerlijk, vals, slecht : een karakter. Syn. ➝ afvallig. 2. meinedig.

2024-04-20
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Trouweloos

bn. of bw. (—lozer, trouweloost), zonder trouw, verraderlijk: trouweloos gedrag; als eigenschap; een trouweloos karakter; trouweloze daden.

2024-04-20
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2024)

Wil je toegang tot alle 10 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-20
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Trouweloos

Trouweloos - bn. bw. (...zer, -t), zonder trouw, oneerlijk, valsch, slecht: een trouweloos karakter; meineedig. TROUWELOOSHEID, v. ontrouw; —, (...heden), ontrouwe, trouwelooze handeling.