trouw
trouw - Zelfstandignaamwoord 1. het zich houden aan een verbintenis 2. het huwlijk trouw - Bijvoeglijk naamwoord 1. op wie men steeds opnieuw een beroep kan doen ♢ Hij is een trouwe werknemer voor zijn baas. trouw - Werkwoord 1. eerste persoon enkelvoud tegenwoo...