Wat is de betekenis van trots?

2024-04-18
Algemeen Nederlands Woordenboek

Algemeen Nederlands Woordenboek (2009-heden)

trots

Het begrip trots heeft 7 verschillende betekenissen: 1) groot gevoel van eigenwaarde. groot gevoel van eigenwaarde tot uitdrukking komend in de behoefte niet toe te geven of zich niet ondergeschikt te maken; zelfbewustzijn; fierheid. 2) gevoel van bewondering en voldoening. gevoel van bewondering en voldoening wegens eigen verdienste...

2024-04-18
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

trots

trots - Bijvoeglijk naamwoord 1. erg blij met wat men (bereikt) heeft 2. vervuld van eigen grootheid Jullie moeten ons, trotse Grieken, lenen zonder voorwaarden op te leggen (en of we ooit terugbetalen, moeten jullie maar afwachten 3. (pejoratief) verwaand, hoogmoedig, hoovaardig, hooghart...

2024-04-18
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

trots

trots - bijvoeglijk naamwoord, zelfstandig naamwoord 1. wie zich meer voelt dan een ander ♢ hij is te trots om toe te geven dat hij een fout maakte 1. door haar trots is ze niet erg geliefd [doordat ze zich meer...

2024-04-18
Jargon & Slang van Soldaten

Marc De Coster (2017)

Trots

Trots - als een hond met zeven staarten, lullen erg trots.

2024-04-18
Woordenboek van populaire uitdrukkingen

Marc de Coster (1998)

Trots

zo - als een hond/aap met zeven lullen/ruggen/staarten erg trots. De varianten met ruggen/staarten zijn slang, die met lullen vulgair slang. Ik zag me al lopen in Londen - als een hero - met grote medailles behangen en zo trots als een hond met zeven lullen. (Haring Arie: Tweede Boek, 1969) Nijmans grootste succes was de transfer van John de Wolf...

2024-04-18
Van aalmoes tot zwijntjesjager

Dr. E. Schröder (1980)

Trots

Sinds de Lutherbijbel in het Nederlands is vertaald, komt het zelfstandige naamwoord trots in onze taal voor in de betekenis: hoogmoed, overmatig gevoel van eigenwaarde, verwatenheid. Het werd ook gebezigd voor de uit hoogmoed voortkomende honende bejegening en betekende dus ook: kwetsend woord, smaad. Men kon iemand een trots aandoen en bij Hooft...

2024-04-18
Lexicon van de Psychologie

N. Sillamy (1965)

TROTS

houding die bepaald wordt door een sterk gevoel van eigenwaardè en van eigen verdiensten, met de neiging deze te overschatten. Iemand die trots is, is vaak autoritair en onverdraagzaam, laat graag zien hoe capabel hij is: dit maakt hem vaak onsympathiek, ja zelfs onuitstaanbaar in het maatschappelijk leven. Trots is iets anders dan ijdelheid...

2024-04-18
Zuid-afrikaans woordenboek

H.J. Terblanche - M.A., D. Litt

trots

hoogmoed; fierheid; iets waarop mens roem, hoogmoedig; statig, groots, fier; ondanks.

Wil je toegang tot alle 19 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-18
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Trots

1. s., greatens, greatskens, great(ich)heit, greatskichheit, ynfierenheit, batskens. 2. adj. & adv., great(sk), greathertich, ynfieren, batsk, brimsk, bromstich, (great)boarstich, proastich, poazich, kroppich, heech; — zijn, gâns, frijhwat smoar hawwe, gâns in krop, boarst sette, it boarst heech hawwe; ...