Wat is de betekenis van Trommen?

2024-04-19
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

trommen

trommen - Zelfstandignaamwoord 1. meervoud van het zelfstandig naamwoord trom

2024-04-19
Kunstgeschiedenis

Amsterdam Boek (1959)

Trommen

Ceremonieel gerei, o.a. in Indonesië, zie Indonesië – dodencultus; zie Indonesië – trommen.

2024-04-19
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Trommen

(tromde, heeft getromd), trommelen.

2024-04-19
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

trommen

tromde, heeft getromd; trommelen.

2024-04-19
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

trommen

('trommən) (tromde, heeft getromd) trommelen.

2024-04-19
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Trommen

Trommen - (tromde, heeft getromd), trommelen.

2024-04-19
Nieuw woordenboek der Nederlandsche taal

I.M. Calisch (1864)

Trommen

Trommen, ow. gel. (ik tromde, heb getromd), trommelen.