Wat is de betekenis van troetelen?

2024-04-18
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

troetelen

troetelen - Werkwoord 1. (ov) iemand liefkozend knuffelen Zij worden niet getroeteld den dewijd [sic] zij in koude heuvelachtige omgevingen zijn, hebben zij een hard gestel.

2024-04-18
Erotisch woordenboek

Hans Heestermans (1977)

troetelen

troetelen - wellustig stoeien; het minnespel spelen. Ik meen dat (het baren. H.) is een pijn, een Vrou heeft wat te lijden komt dat van troetelen, ik meen het wel te mijden, Coli Compas 13 [1665].Hierbij: troeteling. Onderwijl vermaakte zy zich met 'er verborgen boel in geile troetelingen, Verreezene Hippolytus 171 [1711].

2024-04-18
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Troetelen

(troetelde, heeft getroeteld), liefkozen, koesteren, knuffelen: een kind, troetelen.

2024-04-18
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

troetelen

troetelde, heeft getroeteld; vleien, strelen, liefkozen; zie vertroetelen.

2024-04-18
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

troetelen

troetelde, heeft getroeteld [~ truten] vol tere liefde behandelen, liefkozen, knuffelen : een kindje -.

2024-04-18
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Troetelen

(troetelde, heeft getroeteld), liefkozen, koesteren, knuffelen.

2024-04-18
Keur van Nederlandsche woordafleidingen

J.Pluim (1911)

Troetelen

een frequ. van ’t Mnl. truut = bemind, lief ; vgl.: ,,Waer blivestu, mijn trute Leander” = waar blijf je, mijn beminde Leander? En druut was ook vriend: ,,Waer mach hi merren (toeven), mijns herten druut?’ In ’t Hgd. nog traut.

2024-04-18
Etymologisch Woordenboek

Amsterdam University Press (2024)

Wil je toegang tot alle 10 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-18
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Troetelen

Troetelen - (troetelde, heeft getroeteld), vol teere liefde behandelen, liefkoozen, knuffelen: een kind troetelen. TROETELING, v.