Wat is de betekenis van troep?

2024-04-19
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

troep

troep - Zelfstandignaamwoord 1. rommel, rotzooi Wat een troep is het hier! 2. groep 1. (militair) militairen, manschappen 2. : Hij viel met een troep van zo'n honderd soldaten op paarden dorpen binnen. ...

2024-04-19
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

troep

troep - zelfstandig naamwoord 1. rommelige, vieze boel ♢ ruim je troep toch eens op! 2. groep mensen of dieren die bij elkaar horen ♢ de troepen van generaal Eisenhower trokken Europa binnen Zelfst...

2024-04-19
Vlaams-Nederlands woordenboek

Peter Bakema (2003)

troep

(de) - de troep, het leger. - bij de troep zijn, in dienst zijn, soldaat zijn.

2024-04-19
Het Lexicon van de gedragsbiologie

Mark Nelissen (1996)

troep

troep - Grote groep van primaten, groter dan een band.

2024-04-19
Zuid-afrikaans woordenboek

H.J. Terblanche - M.A., D. Litt

troep

trop, menigte; geselskap.

2024-04-19
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Troep

s., kliber, espel, keppel, binde, heap, ploech, trits; -je, trop, tropke (it).

2024-04-19
Woordenboek Nederlands-Turks

Mehmet Kiriş (2024)

2024-04-19
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Troep

m. (-en), troepje, o. (-s), 1. menigte, aantal bijeenbehorende, althans bijeenzijnde personen of dieren (zonder bep. orde): een troep volk, nieuwsgierigen; een troep schapen; — (gemeenz.) een hele troep, een heleboel, ook van zaken; 2. gezelschap toneelspelers: welke troep speelt vanavond? — gezelschap muzik...

Wil je toegang tot alle 16 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-19
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

troep

m. -en; (Fr. troupe): 1. menigte, aantal, bende: een troep schapen, een troep ruiters; 2. in het mv. krijgsvolk, militairen: de generaal sprak tot de troepen; 3. toneelgezelschap: een troep toneelspelers; 4. bende, zooi: wat een troep! een zwijnentroep!