trippelen
...
Wiktionary (2019)
trippelen - Werkwoord 1. met veel, zeer kleine pasjes bewegen ♢ Met de pop in den arm komt zij in hare vuurroode schoentjes naar ons toe getrippeld. Woordherkomst (freqtt) trippen met het achtervoegsel -el
Van Dale Uitgevers (1950)
(trippelde, heeft en is getrippeld), met lichte tred en vlugge pasjes gaan: trippelende voetjes; dat kind trippelt de ganse dag rond.
M. J. Koenen's (1937)
trippelde, heeft, is getrippeld; met kleine pasjes lopen: de mussen trippelen op mijn stoep, hippen, dribbelen.
Jozef Verschueren (1930)
(trippelde, heeft en is getrippeld) [trappen] met kleine pasjes lopen, dribbelen : de mussen op de stoep.
Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)
(trippelde, heeft en is getrippeld), met lichte tred en vlugge pasjes gaan: trippelende voetjes; (van paarden) telkens aandraven en weer in stap overgaan.
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: