Wat is de betekenis van trimmer?

2024-03-29
Op-en-top Nederlands

Frens Bakker, Els Ruijsendaal, Paul Uljé, Dick van Zijderveld (2022)

trimmer

(zelfstandig naamwoord) [alg.] conditiesporter, conditieloper - Die conditieloper rent een kilometer of vijf per dag om in vorm te blijven. [alg.] hondenkapper, dierenkapper, vachtverzorger - Na een bezoek aan de hondenkapper was Fikkie twee keer zo klein. [alg.] tondeuse, scheerapparaat - Wat heb jij met je haar gedaan? Kon je de gebruiksa...

2024-03-29
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

trimmer

(1999) (Antwerpen) prostituée, hoer. Zie ook trimmen* en trimbaan*. • (Jack de Graef: Het Antwerps dialect van dezekestijd tot in de 21e eeuw. 1999. 11e druk)

2024-03-29
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

trimmer

trimmer - Zelfstandignaamwoord 1. (sport) iemand die trimt 2. iets waarmee men kan trimmen 3. (elektrotechniek) kleine variabele condensator Woordherkomst Naamwoord van handeling van trimmen met het achtervoegsel -er Verwante begrippen [1] trimster

2024-03-29
Woordenboek Engels (EN-NL)

Dr. F.P.H. van Wely (1951)

trimmer

1. optooier, opmaker; 2. lampenist; 3. tremmer; 4. fig schipperaar.

2024-03-29
Duits woordenboek (DU-NL)

Dr. H. W. J. Kroes (1951)

Trimmer

trimmer, stuwer.

2024-03-29
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Trimmer

m. (-s), die trimt; (Zuidn.) tremmer.

2024-03-29
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

trimmer

m. -s; Z.-N. tremmer.

2024-03-29
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Trimmer

m. (-s), 1. iemand die trimt; 2. (radiotechniek) kleine draaibare condensator om vast in te stellen kringen op een bepaalde frequentie te regelen.