treiterbak, treiterbal, treiterbol, treiterhond, treiterkop
(1902) (inf.) treiteraar. • Zij vloekte op, en naar voren komend, vroeg ze met een gilhoog, van woede ingeknepen geluid, wat of 'r met die woorden gezeid was.... of-i soms zegge wou dat ze te veel van hun stinkende jenever genome had.... vuilak, gemeene treiterhond die-i was!.... most-i 'n oud mensch!... (Frans Coenen: Zondagsrust. 1902) &bul...