Wat is de betekenis van Treffelijk?

2024-04-24
Typisch Vlaams woordenboek

Ludo Permentier en Rik Schutz (2015)

treffelijk

behoorlijk Kijk toch eens hoe ze daar wéér met hun eten zitten te smossen, dat is toch geen gezicht! Hoe kunnen ze leren schrijven en rekenen en lezen en handwerken als ze nog niet zonder hulp treffelijk kunnen eten. (Geertrui Daem, Het verdeelde huis) Geen Algmeen Nederlands Gangbaarheid: 3 Vlaamsheid: 6

2024-04-24
Kuifje in Vlaanderen

Michel Uyen

treffelijk

adequaat, voortreffelijk. De minister moet met een treffelijk antwoord komen.

2024-04-24
Vlaams-Nederlands woordenboek

Peter Bakema (2003)

treffelijk

(bn. en bw.) uitmuntend, voortreffelijk, degelijk, behoorlijk, fatsoenlijk. Iedereen heeft er baat bij dat alle weggebruikers treffelijk verzekerd zijn. - HN, 02-09-2002.

2024-04-24
Zuidnederlands Woordenboek

Walter De Clerck (1981)

treffelijk

1. Van pers. en hun afkomst, van een ambt, van een stad, een gebouw enz.: van hoge rang of stand; aanzienlijk, voornaam, belangrijk; hoog, deftig. Laure wordt maar eenmaal twintig! En tusschen zooveel jonge mannen van treffelijken huize, loopt gewis een geschikte bruidegom voor zijn huwbare dochter, WACHTERS 1946, 115.Hij scheen van treffelijke fam...

2024-04-24
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Treffelijk

bn. bw. (-er, -st), 1. (veroud.) voortreffelijk, fraai, uitmuntend; 2. (Zuidn.) eerzaam, fatsoenlijk, net: ’t is een treffelijk mens.

2024-04-24
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

treffelijk

bn., bw.; 1. voortreffelijk, uitmuntend: treffelijk wildbraad; 2. Z.-N. fatsoenlijk: Z.-N. een treffelijk mens.

2024-04-24
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

treffelijk

bn. en bw. (-er, -st) fraai, uitmuntend, voortreffelijk : win aan in kracht en moed.

2024-04-24
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2024)

Wil je toegang tot alle 10 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-24
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Treffelijk

Treffelijk - bn. bw. (-er, -st), voortreffelijk, fraai, uitmuntend. TREFFELIJKHEID, v. het uitmuntende.