Wat is de betekenis van tree?

tree - Zelfstandignaamwoord 1. opstapje dat deel uitmaakt van een trap ♢ Nog maar een paar treetjes en we zijn er! 2. opstapje dat deel uitmaakt van een ladder Woordherkomst Samentrekking door elisie van d uit trede. Synoniemen trede

tree - zelfstandig naamwoord 1. elk van de delen die samen een trap vormen ♢ de derde tree van de trap kraakt altijd Zelfstandig naamwoord: tree de tree de treden het treetje...

tree, afstand van een voet tot ander by loop; afstands- of lengtemaat van (ongeveer) 3 voet; jaart; getree, stap; loop; gaan; afstand meet te voet; kom.

I. 1. boom; 2. leest; 3. Kruis; be up a tree, 1. in de knel zitten; 2. slecht bij kas zijn; II. 1. in een boom jagen [vervolgd dier]; fig in het nauw brengen; 2. op de leest zetten; 3. met bomen beplanten; III. in een boom vluchten.

v.

boom; bronchial tree, bronchiaalboom, luchtpijp met al zijn vertakkingen.

v. treeën, treetje; trede.

(tre:) v. (-ën, -s; -tje) samentrekking van → trede.

sir Herbert Beerbohm, Engels toneelspeler en regisseur, *17.12.1853 Londen, ♱2.7.1917 Londen. Tree was directeur van Haymarket Theatre, later van Her (later: His) Majesty’s Theatre. Zijn betekenis ligt in zijn prachtlievende en natuurgetrouwe Shakespeare-opvoeringen, waarmee hij het werk van H.Irving voortzette. LITT. M.Beerbohm, H.B.Tree, s...