Wat is de betekenis van Trede?

2024-04-18
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

trede

trede - Zelfstandignaamwoord 1. een opstap of afstap trede - Werkwoord 1. aanvoegende wijs van treden Synoniemen tree Verwante begrippen treeplank

2024-04-18
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

trede

trede - zelfstandig naamwoord uitspraak: tre-de 1. elk van de delen die samen een trap vormen ♢ de meeste trappen hebben 14 of 15 treden Zelfstandig naamwoord: tre-de de trede de treden...

2024-04-18
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Trede

s., tré, treed; — naar beneden, naar boven, delstap, opstap; (opstap aan rijtuig), treeft.

2024-04-18
Woordenboek Nederlands-Turks

Mehmet Kiriş (2024)

2024-04-18
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Trede

v. (-n), (-ën), 1. (deft. stijl) schrede, stap, pas: zij deed enige treden voorwaarts; lichte treden; als maat: een paar treden van hier; 2. ieder der boven elkaar gelegen, terugwijkende vlakken die samen een trap of een stoep vormen, trap: smalle, brede, uitgesleten treden; de derde trede van boven; — spor...

2024-04-18
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

trede

v. -n, treetje; 1. stap: met onhoorbare treden; 2. sport ener ladder; deel van een trapie, stoep enz.: op de eerste trede van een ladder.

2024-04-18
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

trede

v. (-n) [treden I 1] I. Eig. het treden, schrede, stap, pas : met harde -n aankomen. II. Metn. datgene waarop men treedt, de voet zet nl. 1. deel trede (II1) een altaar-; 2. verhoog in een kamer : de professor zat op een -. Syn. estrade. 3. sport van een → ladder. 4. ijzer waarop men de voet zet bij het in- en uitstappen van een rijtuig....

2024-04-18
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Trede

Trede - v. (-n), TREE, v. (-ën), schrede, stap, pas ; een paar treden van hier; — sport (eener ladder) ; deel van eene trap of eene stoep : smalle, breede, uitgesleten treden eener trap of stoep ; — ijzer waarop men den voet zet bij het in- en uitstappen van een rijtuig ; — verheven plaats in eene kamer, estrade ; —...

Wil je toegang tot alle 9 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-18
Nieuw woordenboek der Nederlandsche taal

I.M. Calisch (1864)

Trede

Trede, v. (-n), schrede, stap, pas; gang; sport (eener ladder); deel van eenen trap of eene stoep; ijzer waarop men den voet zet bij het in- en uitstappen van een rijtuig; verhevene plaats in eene kamer, † estrade; deel van een weefgetouw. *-N, ow. bw. ong. (ik trad, heb of ben getreden), gaan, loopen; den voet zetten op, met den voet drukke...