Wat is de betekenis van Tram?

2024-04-16
Algemeen Nederlands Woordenboek

Algemeen Nederlands Woordenboek (2009-heden)

tram

Het begrip tram heeft 6 verschillende betekenissen: 1) lokaal vervoermiddel over rails. openbaar vervoermiddel dat bestaat uit een of meer aaneengeschakelde, meestal elektrisch aangedreven railvoertuigen die reizigers naar hun bestemming brengen over een spoor aangelegd op of langs de weg voor het gewone verkeer. Zowel in niet-referentiee...

2024-04-16
Ensie Encyclopedie

Redactie Ensie (2022)

Tram

Een tram is een lichtgewicht openbaar vervoermiddel dat geschikt is om in binnenstedelijke gebieden te rijden. Het beweegt zich voort over rails die zowel op als in het wegdek kunnen liggen. Waren er vroeger nog paardentrams en stoomtrams, tegenwoordig worden de meeste trams door elektriciteit aangedreven. Dit gebeurt met behulp van elektriciteitsd...

2024-04-16
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

tram

(1914) (Vlaanderen, sch.) bed: 'in zijn tram kruipen'. Oorspr. soldatentaal. Syn.: in zijn koffer*, mergpijp* kruipen. • Al deze liefdesavontuurtjes komen ten goede aan zijn stam, en ' s morgens in de vroege uurtjes kruipt hij tevreden in zijn tram. (Jos Ghysen: Omnibus van de Vlaamse humor. 1969) • De Antwerpenaar gaat niet naar bed, m...

2024-04-16
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

tram

tram - Zelfstandignaamwoord 1. (verkeer) een railvoertuig dat meestal in steden voor personenvervoer gebruikt wordt Trams rijden meestal door de straten, tussen het verkeer of op een vrije baan. Verwante begrippen metro, railvoertuig, trein

2024-04-16
Ewoud Sanders woordenboeken

Ewoud Sanders (2019)

tram

openbaar vervoermiddel Op 23 juni 1864 vond de feestelijke opening plaats van de eerste tramweg in Nederland. De paardetramlijn Den Haag-Scheveningen werd geëxploiteerd door de Dutch Tramway Company Ltd. en deze naam leidde in 1865 in het tijdschrift De Navorscher tot een kleine twist over de vraag of 'tramway' nu wel of niet een 'nagelnieuw' woord...

2024-04-16
Bridge Opzoekboek

drs. Toine van Hoof (2017)

tram

In de uitdrukking ‘onder de tram’: (veel) down.

2024-04-16
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

tram

tram - zelfstandig naamwoord uitspraak: trem 1. elektrisch voertuig dat over rails rijdt ♢ we gaan met de tram naar het centrum Zelfstandig naamwoord: trem de tram de trams ...

2024-04-16
XYZ van Amsterdam

J. Kruizinga, Gerrit Vermeer (2002)

Tram

Tram - Zie: Gemeentevervoerbedrijf; Thematram.

Wil je toegang tot alle 20 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-16
Dromen encyclopedie

Fink (1998)

Tram

Zie ‘Spoorweg’.