Wat is de betekenis van traject?

2024-04-23
Algemeen Nederlands Woordenboek

Algemeen Nederlands Woordenboek (2009-heden)

traject

Het begrip traject heeft 2 verschillende betekenissen: 1) verbinding tussen twee plaatsen. bepaalde, al dan niet vaste verbinding waarlangs men zich van een vertrekplaats naar een eindbestemming begeeft; ook: een deel van een dergelijke route. Afhankelijk van het verband in toepassing op verplaatsingen met vervoermiddelen, het afleggen va...

2024-04-23
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

traject

traject - Zelfstandignaamwoord 1. (wiskunde) de af te leggen of afgelegde weg van een voorwerp door de ruimte

2024-04-23
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

traject

traject - zelfstandig naamwoord uitspraak: tra-ject 1. weg die wordt afgelegd ♢ op het traject Amsterdam-Haarlem is nog één tussenstation Zelfstandig naamwoord: tra-ject het traject de t...

2024-04-23
Woordenboek vreemde woorden

A. Kolsteren en Ewoud Sanders (1994)

Traject

[Lat. trajectus = overvaart, van trajicere, -jectum, van trans-jacere = over iets heen werpen, -brengen] baanvak, weggedeelte; afstand.

2024-04-23
Vreemd Nederlands

Jan Meulendijks (1993)

Traject

(trajekt) afstand; baanvak; afgelegde weg

2024-04-23
De vreemde woorden

Fokko Bos, Dr. O. Noordenbos (1955)

Traject

o., overtocht, afstand, baanvak

2024-04-23
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Traject

(<Lat.), o. (-en), wegverbinding tussen twee plaatsen, inz. met betr. tot voer- of vaartuigen die die weg geregeld afleggen, vooral bij de spoorwegen : het traject Rotterdam—Dordrecht; een druk traject; — kort traject (bij de tram), rit over korte afstand.

2024-04-23
Kramers woordentolk

Jacon Kramers Jz (1948)

traject

o. overvaart, overtocht; veer, af gelegde weg, afstand, gedeelte; baanvak.

Wil je toegang tot alle 20 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-23
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

traject

o. -en; (Lat. trajectus, trajectum): overtocht, overvaart; afstand, gedeelte van een weg; baanvak.