Wat is de betekenis van Tour?

2023-06-08
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

tour

tour - Zelfstandignaamwoord 1. rondreis, rondgang, toer 2. (sport) Tour de France Woordherkomst van het Frans

Lees verder

Direct toegang tot alle 20 resultaten over Tour?

Word nu vriend van Ensie
2023-06-08
Jargon & Slang van Wielrenners

Marc De Coster (2017)

Tour

Tour - (Fr.) verkorting van Tour de France, de jaarlijkse wegwedstrijd door heel Frankrijk en soms door omringende landen. Voor het eerst van start op 1 juli 1903 op initiatief van de Fransman Henri Desgrange. De eerste Tour kende een parcours van ca. 2500 km, verdeeld over zes etappes. Thans bedraagt de afstand ca. 4000 km. Franse renners noemen d...

Lees verder
2023-06-08
Klein hotelvademecum

Peter Joh .M. Zuidweg (2017)

Tour

1) Groep gasten die onder een bepaalde naam in een hotel verblijft (zie ook: Group). 2) Georganiseerde groepsreis.

Lees verder
2023-06-08
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

tour

tour - zelfstandig naamwoord 1. tocht met een vervoermiddel of een rijdier ♢ we maakten een tour door Zuid-Frankrijk 1. de Tour de France [jaarlijkse wielerwedstrijd] Zelfstandig naamwoord: to...

Lees verder
2023-06-08
Wielerwoordenboek

Fons Leroy en Wim van Rooy (2010)

Tour

Tour: Franse benaming voor wielerronde, met name voor de Tour de France die elk jaar in de maand juli wordt georganiseerd (www.letour.fr). De Tour wacht op niemand (2007) is de titel van een boek over de Tour de France van Mart Smeets, maar meer nog de gevleugelde uitdrukking die door Jean Nelissen in 1992 werd gemunt, toen vier tourvolgers veronge...

Lees verder
2023-06-08
Groot wielerwoordenboek

Marc de Coster (2009)

tour

Verkorting van Tour de France, de jaarlijkse wegwedstrijd door heel Frankrijk en soms door omringende landen. Voor het eerst van start op 1 juli 1903 op initiatief van de Fransman Henri Desgrange. Het prijzenbedrag was destijds indrukwekkend: 500 euro. Het inschrijvingsgeld bedroeg 25 eurocent. De eerste Tour kende een parcours van ca. 2500 km, ver...

Lees verder
2023-06-08
Wielersportwoordenboek

Jan Luitzen (2009)

tour

(de; -s) 1 - onderdeel van de discipline eenwielrennen waarbij de recreatieve rijder op een afstandseenwieler met een grote (virtuele) wielomtrek een bepaalde afstand rijdt. 2 - rondrit • Een continentale serie van wegwedstrijden wordt samengesteld voor alle elitemannen en alle beloften op de continentale kalender van ieder continent. Deze series...

Lees verder
2023-06-08
Golfsportwoordenboek

Jan Luitzen (2009)

tour

(de; -s) - toernooiencyclus voor professionele golf(st)ers → a order of merit, money list, Ladies European Tour, PCA Tour, LPGA Tour, European Tour tourcard, qualifying school

Lees verder
2023-06-08
Vreemd Nederlands

Jan Meulendijks (1993)

Tour

rondgang

2023-06-08
ABC van het Ballet encyclopedie

Rina Barbier (1977)

Tour

Zie: pirouette.

2023-06-08
De vreemde woorden.
woordenboek

Fokko Bos, Dr. O. Noordenbos (1955)

Tour

rondgang; beurt; valse haarvlecht; tour a tour: beurtelings; tour de force: sterk stuk

2023-06-08
Frans woordenboek (FR-NL)

Dr. F.P.H. Prick van Wely (1952)

Tour

I. toren; kasteel [in ’t schaakspel]; tour de Babel, toren van Babel; fig. Babel, Babylonische spraakverwarring; tour de controle, verkeerstoren; tour d’ivoire, ivoren toren; la tour penchée de Pise, de scheve toren van Pisa; tour Eiffel, Eiffeltoren; II. ronddraaiende beweging, ronddraaiing; slag; omloop; wending, kronkeling; wa...

Lees verder
2023-06-08
Woordenboek Engels (EN-NL)

Dr. F.P.H. van Wely (1951)

tour

I. (rond)reis, toer, tochtje; tournée; rondgang; the grand tour, de grote reis [door Frankrijk, Italië en ter voltooiing van de opvoeding]; II. een (rond)reis maken (door); afreizen; op tournée gaan of zijn (met).

Lees verder
2023-06-08
Duits woordenboek (DU-NL)

Dr. H. W. J. Kroes (1951)

Tour

tochtje; wending; rondedans; tournee (v. e. reiziger); haartour, vals haar; an die Tour müssen, aan de beurt komen; auf vollen Touren laufen, op volle toeren lopen.

2023-06-08
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Tour

(Fr.), m., rondgang; — valse haarvlecht; — zie verder Toer; — tour à tour, beurtelings; — tour de bâton, handgreep, gauwigheid ; — tour de force, krachttoer, iets stouts, gewaagds, een kunststuk.

2023-06-08
Kramers woordentolk

Jacon Kramers Jz (1948)

tour

(Fr.) m. omvang;; uitstapje, reisje; beurt, rondgang;; vals haarvlechtsel; ~ a ~, beurtelings; ~ de force, krachtzet, stoute, gewaagde daad.

2023-06-08
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

tour

m. -s; Fr. omvang; uitstapje; beurt; rondgang; valse haarvlecht: tour de force, krachttoer; tour de passe-passe, goochelaarsgreep; tour à tour, beurtelings; tour de bâton, handgreep.

2023-06-08
Vreemde woordenboek

S. van Praag (1937)

tour

(Fr.), m. uitstapje: beurt; rondgang; valse haarvlecht; tour à tour, beurtelings; tour de force, gewaagde daad.

2023-06-08
Pinkhof geneeskundig woordenboek

Herman Pinkhof (1923)

Tour

(Fr., omdraaiing, toer), winding van een zwachtel. T. sur le ventre, de gewone wijze van inbrengen van een catheter in de pisblaas, met de concave zijde naar den buik gericht. T. de maître (of demi tour de maître (maître, meester, operateur), vroeger gebruikelijke wijzen van katheteriseeren, met de convexe zijde van den katheder h...

Lees verder
2023-06-08
Uitheemsche geneeskunde termen

dr. H. Pinkhof (1923)

Tour

(Fr., omdraaiing, toer), winding van een zwachtel. T. sur le ventre, de gewone wijze van inbrengen van een catheter in de urineblaas, met de concave zijde naar de buik gericht. T. de maître (of demi tour de maître; maître, meester, operateur), vroeger gebruikelijke wijzen van katheteriseren, met de convexe zijde van den katheder h...

Lees verder