Toujours
[Fr., van tout = Lat. totus = geheel, en jour = dag] altijd.
Dr. F.P.H. Prick van Wely (1952)
altijd, altoos, steeds; nog altijd; il ne vient toujours pas, hij komt nog maar altijd niet opdagen; dis toujours!, laat maar eens horenl; toujours est-il que..., zeker is ’t dat...; c'est toujours autant de fait, dat is alvast gedaan; faites toujours, ga uw gang maar; si je n'ai pas réussi, toujours ai-je fait mon devoir, al...
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: