Wat is de betekenis van tot?

2023-09-23
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

tot

tot - Voorzetsel tot - Voegwoord 1. geeft onderschikkend de voorwaarde waaronder de actie in de hoofdzin eindigt We wandelen verder tot het regent. Woordherkomst afkomstig van: Middelnederlands: tote Oudernederlands: tuote Spreekwoorden ...

2023-09-23
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

tot

tot - voorzetsel, voegwoord 1. niet verder dan ♢ ze liep met me mee tot de ingang 1. tot op zekere hoogte ben ik het met je eens [ik ben het gedeeltelijk met je eens] 2. dat is...

Direct toegang tot alle 15 resultaten over tot?

Word nu vriend van Ensie
2023-09-23
Surinaams woordenboek

J. van Donselaar (1936)

tot

vz., (ook:) 1. tegen, met (spreken). Hij wordt kwaad als ik Surinaams ( ) tot hem spreek (Ferrier 1968: 35). Johnny vond het prettig, dat zijn tante niet meer zoveel tot hem sprak als zij in het begin, toen zij pas terug was, had gedaan (Doelwijt 1972b: 19). U spreekt tol.. (alg. als begin van een telefoongesprek). . versterking bij ‘naar&r...

2023-09-23
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Tot

conj., o(a)nt; praep., o(a)nt, oan...ta; (richting), ta; — zich nemen, nei jin nimme; — zichzelf komen, ta jinsels komme; — nog toe, oant nou ta, duslang.

2023-09-23
Frans woordenboek (FR-NL)

Dr. F.P.H. Prick van Wely (1952)

Tôt

vroeg; spoedig; tôt ou tard, vroeg of laat; plus vroeger; au plus tôt, zo spoedig mogelijk; op zijn vroegst; le plus tôt sera le mieux, plus tôt que pim tard, hoe eer hoe beter; il avait tôt fait de le démasquer, hij had hem spoedig ontmaskerd.

2023-09-23
Woordenboek Engels (EN-NL)

Dr. F.P.H. van Wely (1951)

tot

I. 1. peuter; 2. borreltje. II. 1. optelling, (optel)som; 2. optellen (ook: tot up); 3. oplopen; it tots up to..., het beloopt...

2023-09-23
Duits woordenboek (DU-NL)

Dr. H. W. J. Kroes (1951)

Tot

dood, overleden; doodstil; mat v. kleur; totes Gleis, dood spoor; das Tote Meer, de Dode Zee; der tote Punkt, het dode punt; totes Rennen, gelijke aankomst, dead heat; toter Winkel, dode hoek; totes Wissen, boekengeleerdheid; Güter in der toten Hand, goederen in de dode hand.

2023-09-23
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Tot

I. vz., 1. ter aanduiding van het punt waartoe een beweging loopt of een afstand of zaak zich uitstrekt, zonder verder te gaan : van hier tot daar; van mijn huis tot de brug ; de trein rijdt tot Amsterdam ; het water stond tot aan de ramen ; — bedelen, van deur tot deur, huis aan huis ; — van mond tot mond gaan, overal rondverteld worde...

2023-09-23
Woordenboek Nederlands -Latijn

Dr. J.F.L. Montijn (1949)

Tŏt

numer. indecl., zoveel, ook m. corresp. quot (als), Cic., en quoties, Cic., ook m. ut etc., Cic.

2023-09-23
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

tot

I. vz.: 1. betrekking van plaatsrichting, nl. tot zekere grens: ik reis mee tot A’dam; reiken tot aan de borst; tot aan de top; tot boven de daken; tot op een cent; tot elke prijs; tot in de dood (getrouw); 2. van tijd: tot 1792; ik heb les van 10 tot 12; ik blijf tot Maandag; tot nu (of: nog) toe; 3. van doel: ik zeg dit tot uw best; iem. aa...

2023-09-23
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

tot

[toe + te] I. vz. 1. naar : iemand gaan. 2. ter aanduiding van een tijdgrens : zeven uur. 3. ter aanduiding van een doel: het nut van het algemeen; iemand onderwijzer benoemen; iets zeggen iemands best. II. vgw. totdat: wacht ik u roep ; ziens ; genoegen !

2023-09-23
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Tot

I. voorzetsel, 1. ter aanduiding van het gericht zijn op: kopers tot zich trekken; zich aangetrokken voelen iets tot zich nemen, het nuttigen; 2. ter aanduiding van een bedoeling: iemands beschikking staan; iemand iets tot eer, tot schande aanrekenen; 3. ter aanduiding van een gevolg: iets tot gruis slaan; tot voordeel zijn; tot eer strekken; ter...

2023-09-23
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Tot

Tot - vz. geeft eene beweging te kennen naar eene zekere grens van plaats of tijd, zonder verder te gaan : tot iem. gaan, komen ; tot 7 uur blijven , tot de brug, tot Amsterdam; tot en met Zaterdag; bedelen van deur tot deur, huis aan huis ; — van mond tot mond gaan, overal rondverteld worden; — tot hiertoe en niet verder ; — va...

2023-09-23
Nieuw woordenboek der Nederlandsche taal

I.M. Calisch (1864)

Tot

Tot, vz. naar, bij, aan, tegen; van dag - dag, van den eenen dag op den anderen; - nog toe, tot dusverre, tot heden.

2023-09-23
Etymologicum 1573

Cornelis Kiliaan (1573)

Tot

Vsque, ad, tenus: versus. Tot hier. Huc. Tot hier toe. Hucusque. Tot noch toe. Hactenus, vsque adhuc. Tot huys gaen. Ire domum, adire domum. Tot den hecht toe. Capulo tenus. Tot den nacht toe. Ad noctem, vsque ad noctem. Tot dat. Donec, quoad, quousque, tantisper dum, dum, donec. Tot noch toe. Etiamnum, adhuc, ad hoc vsque tempus. Tot uwen profijte...